Dalida komt als Yolanda Gigliotti op 17 januari 1933 in Cairo ter wereld en groeit op in een van oorsprong Italiaanse familie die naar Egypte is geëmigreerd. Ze is het enige meisje tussen twee broers, Orlando en Bruno. Hun vader is eerste violist bij de opera van Cairo. Eigenlijk is het de bedoeling dat ze secretaresse zal worden, in 1951 doet ze echter stiekem mee aan een schoonheidswedstrijd. Drie jaar later wordt ze Miss Egypte. Ondertussen heeft ze al diverse filmrolletjes gespeeld in Cairo, het Hollywood van het Midden-Oosten. Daar wordt ze opgemerkt door een Franse regisseur. Yolanda is inmiddels Dalila geworden en droomt van Parijs. Ondanks de bedenkingen van haar familie vliegt ze er 25 december 1954 naar toe. Het worden moeilijke tijden, want in de Franse filmindustrie is geen plaats voor haar. Dus neemt ze zanglessen om in haar onderhoud te voorzien. Eerst krijgt ze een contract bij een cabaret op de Champs Élysées en later bij het betere Villa d’Este. Daar wordt ze aangekondigd als “de openbaring van het Franse chanson”. Bruno Coquatrix heeft net Olympia, een oude bioscoop, gekocht om er een theater van te maken. Eén van de eerste programma’s heet “de nummers één van morgen”. Dalila wordt uitgenodigd en zingt “Étrangère au Paradis”. Tijdens dit optreden ontmoet ze twee heren: Lucien Morisse, artistiek directeur van Europe Radio 1 en Eddy Barclay, platenproducent. Ze zijn al een tijdje op zoek naar dé artiest die hun ondernemingen van de grond kan tillen en ze denken met Dalila deze parel gevonden te hebben. Dalila wordt nu definitief DALIDA. Vervolgens neemt ze haar eerste singletje op bij Barclay: “Madonna”, maar met de volgende: “Bambino”, breekt ze pas echt door. Het wordt een enorm succes. |
1956 is voor Dalida een zeer succesvol jaar. Ze zet haar eerste stappen in Olympia in het voorprogramma van Charles Aznavour. “Bambino” is een hit en het publiek verwelkomt haar met groot enthousiasme. Men wil dat ze terugkomt en dat gebeurt in september, bij de entree van het theater ontstaat zelfs wat gedrang omdat iedereen tegelijk naar binnen wil. Dalida siert nu de covers van vrijwel alle tijdschriften. Speciaal voor haar wordt de gouden plaat bedacht en deze wordt op 17 september 1957 aan haar uitgereikt. Lucien Morisse is ondertussen meer dan een vaderfiguur geworden voor de jonge zangeres. Er is iets moois opgebloeid tussen hen. In 1958 ontvangt ze de Oscar van Radio Monte Carlo en die krijgt ze vervolgens zeven jaar achter elkaar. Ze gaat op wereldtournee en het optreden in Bobino wordt een triomf. Onder leiding van Lucien Morisse neemt ze meerdere hits op. Zij is de favoriete zangeres van dat moment, ze staat zelfs boven vedetten als Edith Piaf en Jacques Brel. Haar huwelijk met Lucien Morisse laat echter op zich wachten. Na veel vertraging vindt de bruiloft plaats op 18 april 1961 in Parijs. Ze laat haar familie overkomen maar vertrekt meteen na de voltrekking op tournee. Geen huwelijksreis. |
Lucien Morisse gunt haar nauwelijks tijd om adem te halen: werken, werken, werken, ten koste van hun privé-geluk. Dalida voelt zich in de steek gelaten. Enkele maanden later ontmoet ze in Cannes de schilder Jean Sobieski en het is van beide kanten liefde op het eerste gezicht. Tussen haar en Lucien Morisse begint de verwijdering op te treden. Hoewel ze beseft dat ze hem op artistiek gebied veel verschuldigd is verlangt ze ernaar haar vrijheid terug te krijgen, iets wat voor Lucien Morisse moeilijk te verkroppen is. Ondanks haar nieuwe liefde verliest ze haar carrière niet uit het oog. De yeahyeah-golf waart over Frankrijk. In december 1961 staat ze in Olympia, alleen heeft ze nu niet meer het voordeel van de veelbelovende beginneling in de showbizz. Het wordt evenwel een triomf, wat zowel voor het publiek als voor de zangeres een opluchting is. Een maand lang staat ze in een uitverkocht huis met elke avond ruim 2000 mensen in de zaal. Daarna gaat ze op tournee, met name naar Hong Kong en Vietnam waar ze een idool is. In de zomer van 1962 zingt Dalida “Petit Gonzales” en scoort daarmee weer het succes dat haar al zo lang ten deel valt. Hetzelfde jaar koopt ze op Montmartre een kast van een herenhuis dat veel weg heeft van het kasteel van de Schone Slaapster. |
Na de scheiding van Lucien Morisse en de verhuizing naar haar nieuwe onderkomen verbreekt Dalida ook haar relatie met Jean Sobieski. Ze neemt een beetje gas terug en besluit haar uiterlijk te veranderen. Ze wordt meer gesoigneerd en gaat als autodidacte steeds meer lezen.
4 augustus 1964 sluit ze haar metamorfose af met het blonderen van haar donkere haar.
3 september staat ze weer in Olympia; op dat moment is ze de meest geliefde zangeres van Frankrijk. Ze heeft de yeahyeah-golf overleefd en staat in het middelpunt van de Europese showbizz. In 1965 zingt ze op melodie van Théodorakis “La danse de Zorba” uit de film “Zorba de Griek”. Opnieuw een succes. Ondertussen droomt ze ervan om weer getrouwd te zijn, helaas dient zich geen kandidaat aan. Haar carrière vergt al haar tijd: optredens, gala’s, plaatopnamen. Eind 1966 wordt haar jongere broer Bruno haar rechterhand. Om carrière technische redenen gebruikt hij sinds die tijd de naam van zijn oudste broer: Orlando. Rosy, hun nichtje, wordt de secretaresse van de zangeres. Alles binnen de familie.
|
In oktober 1966 wordt ze via de Italiaanse platenmaatschappij RCA in contact gebracht met een talentvolle jonge schrijver/componist, Luigi Tenco. De jonge man, onstuimig en tegendraads, maakt diepe indruk op Dalida. In verband met een nieuwe Italiaanse campagne besluit de platenmaatschappij de zangeres af te vaardigen naar het Festival van San Remo. Luigi verklaart zich bereid het te vertolken lied te schrijven. Tussen de twee artiesten zullen vele ontmoetingen plaatsvinden en er ontwikkelt zich een ware passie tussen hen. Ze besluiten ieder voor zich, maar met hetzelfde nummer “Ciao amore ciao”, mee te doen aan het Festival van San Remo dat in januari 1967 wordt gehouden. De spanning is om te snijden, want Dalida is een ster in Italië en Luigi Tenco een jonge debutant. In familiekring maken zij bekend dat hun huwelijk gepland staat voor april. Helaas eindigt de avond in een vreselijke tragedie. Luigi Tenco, extreem zenuwachtig en onder invloed van kalmeringsmiddelen en alcohol, kan het niet verwerken dat de prijs hem ontgaan is. Hij beschuldigt de jury ervan een commercieel doel te dienen. Vervolgens pleegt hij vol walging en onbegrepen zelfmoord in zijn hotelkamer. Dalida is volkomen overstuur en uit het lood geslagen. Enkele maanden later probeert ze in haar uitzichtloze wanhoop eveneens de hand aan zichzelf te slaan door een grote hoeveelheid slaappillen in te nemen. |
Deze ongelukkige periode is wel het begin van een nieuwe episode in de carrière van Dalida, de “periode madonna” waarbij ze gaat optreden gekleed in een lange witte jurk. De toewijding van het publiek is grenzeloos en in de pers krijgt ze de bijnaam Sint Dalida.
De tijd van “Bambino” is definitief voorbij. Ze is in de loop der jaren steeds meer gaan lezen en interesseert zich voor filosofie, de geschriften van Freud en yoga. De verheffing van de geest lijkt van nu af haar grootste levensvervulling. Haar carrière gaat echter gewoon door; ze gaat terug naar Italië om deel te nemen aan een beroemd televisieprogramma en 5 oktober 1967 staat ze weer op de planken van Olympia. Daar viert ze haar wedergeboorte en het wordt zoals altijd een triomf. In het voorjaar gaat ze in het buitenland op tournee en Italië eert haar met de grote prijs van het chanson de “Canzonissima”.
Nog steeds op zoek naar zichzelf onderneemt Dalida diverse reizen naar India om de lessen van een guru te volgen. In dezelfde tijd gaat ze in psycho-analyse. En dat allemaal naast haar zangcarrière die ze absoluut niet vergeet. In augustus 1970 scoort ze haar zoveelste succes met “Darladiladada”. In de herfst komt ze tijdens een televisieopname Léo Ferré tegen en bij terugkomst in Parijs neemt ze van hem het lied “Avec le temps” op.
Ze wil nu alleen nog teksten zingen die, in haar ogen, een diepere inhoud hebben en een poëtische inslag. Bruno Coquatrix, de directeur van Olympia, wilde haar boeken maar heeft geen vertrouwen in haar nieuwe repertoire. Geprikkeld door zijn aarzeling om een datum te plannen, besluit Dalida zelf de zaal af te huren en wel voor drie weken aan het eind van 1971. Lucien Morisse kan haar niet meer bijstaan daar hij in september 1970 zelfmoord gepleegd heeft. Dalida twijfelt enorm aan haar besluit om weer op te treden. Het succes is echter nog groter dan voorheen.
|
Ze komt Alain Delon weer tegen, een vriend voor het leven, met wie ze in de jaren ’60 een hartstochtelijke verhouding heeft gehad. Beiden zijn niets van deze relatie vergeten en hun onderlinge band is hechter dan ooit tevoren. In 1973 zingen ze samen “Paroles Paroles” en binnen een paar weken staat dit lied nummer 1 in de hitparades van Frankrijk, de rest van Europa en Japan.
|
Het begin van de jaren ’70 wordt zowel op zakelijk als op persoonlijk gebied een gelukkige periode. Ze lijkt daarbij te worden geholpen door haar nieuwe vriend, een galante ridder met een ietwat vreemd karakter, echter zeer toegewijd aan de zangeres: Richard Chanfray, hij laat zich “de Graaf van Saint Germain” noemen. Hij geeft haar haar levensvreugde terug en ze komt in de fase “hollywoodster” waarbij ze haar vrouwelijkheid benadrukt. Aan het einde van ’73 neemt ze “Il venait d’avoir 18 ans” op, en scoort daarmee in negen landen een nummer 1 hit. In Duitsland verkoopt ze zelfs 3,5 miljoen exemplaren. Op 15 januari 1974 staat ze opnieuw op het podium van Olympia en aan het einde van haar optreden brengt ze een nieuw lied “Gigi l’Amoroso”. Dit gezongen en gesproken nummer met diverse koren dat 7½ minuut duurt wordt wereldwijd Dalida’s grootste succes: nummer 1 in 12 landen! Aansluitend vertrekt ze voor een lange tournee door Japan en gaat eind 1974 naar Quebec. Enkele maanden later zal ze er terugkeren na een onderbreking voor concerten in Duitsland. In februari 1975 ontvangt ze de prijs van de Académie du disque français. Iets later duikt ze tot ieders verbazing, met alle kracht en in alle schoonheid, daar op waar niemand haar verwacht had: midden in het disco-gebeuren. Haar “J’attendrai version 75” is de eerste franse discohit en Dalida wordt de onbetwiste disco-koningin van Frankrijk. |
In de jaren ’70 komt er steeds meer variété op de televisie en Dalida profiteert daar behoorlijk van, ze is een graag geziene gast in zowel binnen- als buitenlandse programma’s.
Ook in de Arabische wereld is ze zeer geliefd, niet in de laatste plaats omdat ze in Cairo geboren is. Dat versterkt ook de band die het publiek met haar heeft. Halverwege de jaren ’70 reist ze door Egypte en Libanon en dit brengt haar op het idee om eens in het Arabisch te gaan zingen. In 1977 is het zo ver, ze neemt een Egyptisch volksliedje op: “Salma Ya Salama”. Eerst wordt het alleen uitgebracht in Frankrijk en het Midden-Oosten. Het succes is echter enorm en uiteindelijk zal ze het in vijf talen op de plaat zetten.
Met “Generation 78” heeft ze zowel de eerste medley als de eerste videoclip op haar naam gezet en daarmee verslaat ze diverse artiesten op hun eigen terrein. Nu is ze de ware showdiva, gekleed in weelderige jurken met pailletten en splitten tot de heup.
Amerikanen zijn dol op dit soort artiesten: glamour en professionaliteit. Ze wordt gecontracteerd voor een show in New York en 29 november ’78 staat ze op het toneel van Carnegie Hall, de zaal gaat compleet uit zijn dak. Deze avond zingt ze voor het eerst “Lambeth Walk” een nummer met een jaren ’20 uitstraling dat meteen door het publiek wordt omarmt. Ook de pers is enthousiast en Dalida geniet van haar Amerikaanse succes.
Als ze terug is in Frankrijk neemt ze in 1979 “Monday Tuesday” op en surft met gemak mee op de disco-golf. In juni gaat ze weer naar Egypte om te zingen. Ze krijgt er een zeer warm welkom van het publiek en ze wordt zelfs persoonlijk ontvangen door president Sadat. Aansluitend gaat ze op tournee door de Arabische Emiraten.
|
De jaren ’80 beginnen met een waar vuurwerk. Dalida, op het toppunt van haar roem, zet van 5 tot 20 januari ’80 een echte Amerikaanse show neer op het podium van het Parijse Palais de Sport, inclusief 12 kostuumwissels, strass en veren. De ster wordt bijgestaan door 11 dansers en 30 musici. Voor dit grandioze spektakel van ruim twee uur is een choreografie à la Broadway in elkaar gezet; de zaal is laaiend enthousiast en alle 18 voorstellingen zijn tot de laatste plaats uitverkocht. Dalida is hiermee de eerste vrouwelijke ster die deze prestatie levert. Meteen daarna maakt ze tot de herfst een zeer geslaagde tournee door het land.
In 1981, na de zeer pijnlijke scheiding van Richard Chanfray, stort ze zich zoals gewoonlijk met hart en ziel op haar werk om haar chaotische privé-leven te vergeten, waarin ze uiteindelijk altijd weer alleen achterblijft. In maart ’81 herhaalt ze de show uit het Palais des Sports in Olympia. Tijdens de première krijgt ze de eerste diamanten plaat ooit uitgereikt, speciaal voor haar bedacht. Dit om te vieren dat ze meer dan 85 miljoen platen heeft verkocht en om haar te eren voor 55 gouden platen ontvangen voor vertolkingen in zeven verschillende talen, eigenlijk voor alles wat ze in haar loopbaan gepresteerd heeft.
Onvermoeibaar en professioneel gaat ze maar weer op tournee.
De twee volgende jaren worden gekenmerkt door haar stellingname voor de Franse president François Mitterand. Ze krijgt hier behoorlijk kritiek op hoewel haar betrekking meer vriendschappelijk dan politiek is; het schaadt evenwel haar carrière.
|
Op het album dat ze in 1983 opneemt vinden we de nummers: “Mourir sur scène” en “Lucas”. 20 juli datzelfde jaar krijgt de zangeres een nieuwe klap te verwerken die haar behoorlijk uit haar evenwicht brengt: Richard Chanfray heeft in Cannes een einde aan zijn leven gemaakt. Dalida is zeer aangedaan door de dood van haar vroegere levenspartner en dit beïnvloed ook haar professionele betrokkenheid. Haar naasten bemerken dat haar energie afneemt. Op verzoek van haar fans gaat ze in 1984 toch weer op tournee en ze reist naar Saoedi Arabië voor een serie recitals. In 1985 moet ze twee zware oogoperaties ondergaan en deze brengen vreselijke herinneringen uit haar kindertijd naar boven. Ondanks 37 jaar ononderbroken succes heeft ze toch nog tijd gevonden om in enkele films te spelen, ze moet echter tot 1986 wachten voor ze een echte karakterrol te vertolken krijgt. Ze aarzelt niet om zich ouder te laten schminken om de heldin te spelen in Youssef Chahine’s film “Le sixième jour”. Hiermee bewijst ze dat ze naast gelauwerd zangeres ook een zeer talentvol actrice is en ze krijgt een heel goede pers. Maar zelfs godinnen op hun voetstuk van porselein kunnen ten prooi vallen aan zielepijn en zwaarmoedigheid en Dalida vormt geen uitzondering op deze regel. Het begin van het einde van alle uitzonderlijk tragische verhalen heeft zich aangekondigd. Alle jaren van keihard werken hebben haar uitgeput, ze is aan het einde van haar Latijn. Ze voelt zich ook steeds eenzamer en komt tot de conclusie: mijn leven als artieste is dan wel zeer geslaagd, maar mijn leven als vrouw is mislukt. Ze heeft geen echtgenoot, geen kinderen en de jaren beginnen te tellen. Eens zong ze: “Moi, je veux mourir sur scène…”. Maar overwegend dat het leven haar niets meer te bieden heeft besluit ze in de nacht van 2 op 3 mei 1987 voor eeuwig te gaan slapen. Ze laat een laatste boodschap achter: “pardonnez moi, la vie m’est insupportable” (vergeef me, het leven is ondragelijk voor me). |
|